Spreidingswet: Ambacht moet meer asielzoekers opnemen, Zwijndrecht minder

ZWIJNDRECHTSE WAARD - Na het aannemen van de spreidingswet in de Eerste Kamer op 23 januari (43 van de 70 aanwezige senatoren stemden voor) moet de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht volgend jaar 205 opvangplekken hebben voor asielzoekers. Dit meldde onlangs diverse media, zoals het AD. Ambacht is een relatief rijke gemeente, zodat ze 32 plekken meer moet regelen dan als alleen het inwonertal zou worden meegenomen. Begin 2024 telde Ambacht 189 asielzoekers. Zwijndrecht neemt minder asielzoekers op dan verwacht.
Opvangformule: aantal inwoners en welvaart
De opvang van het aantal asielzoekers per gemeente is afhankelijk van het aantal inwoners en de mate van welvaart. Het aspect van rijkdom is in de Spreidingswet opgenomen, omdat de SP met een amendement kwam. Volgens de SP vangen de minst welvarende gemeenten drie keer zo veel asielzoekers op als de meest welvarende gemeenten. De meerderheid van de Tweede Kamer ondersteunde dit amendement.
Voordeel Zwijndrecht
Dit amendement werkt in het voordeel van de gemeente Zwijndrecht. Deze gemeente moet volgend jaar 229 opvangplekken hebben voor asielzoekers. Omdat Zwijndrecht minder welvarend is, hoeft het gemeentebestuur voor dertien plekken minder te zorgen dan alleen op grond van het inwonertal.
Kosten: Rijksoverheid
De asielopvang kost gemeenten in principe geen geld, want de Rijksoverheid betaalt deze opvang.
Spreidingswet: niet uniek
Deze spreidingswet is geen unieke situatie in ons land. In de jaren vijftig van de vorige eeuw was er ook zo’n Spreidingswet: de Wet Huisvesting gerepatrieerden. Door de onafhankelijkheid van Indonesië kwamen veel Nederlandse en Molukkers naar ons land. Er was destijds woningnoodwet, zodat gemeentebesturen weigerden repatrianten voorrang te geven boven eigen inwoners. De minister van Binnenlandse Zaken, mr. Frans Teulings greep daarom in 1950 in met een wetsvoorstel om spreiding over gemeenten af te dwingen: de tijdelijke Wet Huisvesting gerepatrieerden. Aan repatrianten die na 31 december 1949 in Nederland waren aangekomen mocht geen woonruimtevergunning worden geweigerd. Daarnaast had de provinciale inspecteur Dienst maatschappelijke zorg (DMZ) de bevoegdheid om in te grijpen in het gemeentelijk beleid door woonruimte te vorderen). Enkele jaren later verviel deze wet.