Gemeentelijke herindeling
In de vakantietijd is het altijd weer goed om afstand te nemen van de dagelijkse (politieke) werkelijkheid. En je in niet-alledaagse zaken te verdiepen. Zoals ik las in de vakantietijd een boekje van prof. L. Verberne over de parlementaire geschiedenis van ons land. De periode liep van 1850 tot 1925. Een turbulente tijd voor ons land als het gaat om de binnenlandse en de buitenlandse politiek. Ik denk bijv. aan de voortdurende strijd om de uitbreiding van het stemrecht in combinatie met de schoolstrijd. En bij de buitenlandse politiek het geleidelijk afstand van de zogenaamde zelfstandigheidpolitiek. Nederland meende door het ligging tussen de drie grootmachten in Europa een politiek van neutraliteit te voeren. Echter: tevergeefs zo bleek in 1940.
Interessant vond ik vooral de ontwikkelingen in de tijd bij de liberalen. Bekend is dat de bij de socialisten en de confessionelen allerlei partijen en afsplitsingen ontstonden. Maar is dat ook het geval in het liberale kamp: de liberale Unie bleek uiteindelijk geen unie meer te zijn vanwege de grondige meningsverschillen over het algemeen kiesrecht. Allerlei varianten werden besproken. In deze column ga ik niet verder op in.
Wat wel voor Ambacht interessant is, dat er ook gemeenten werden heringedeeld. Medio de jaren vijftig in de 19e eeuw was er een voor die tijd “mega-operatie” van gemeentelijke herindelingen. Zo werden tijdens het Kabinet-Van Hall/Donker Curtius (1853-1856) 23 gemeenten in de provincie Zuid-Holland heringedeeld. In 1855 werd hiertoe een wetsvoorstel van minister Van Reenen aangenomen. Zo’n herindeling betekende voor het eiland IJsselmonde dat Ridderkerk en Rijsoort en Strevelshoek één gemeente werden. Ook Hendrik-Ido - Ambacht en Sandelingen-Ambacht werden verenigd. Dat gold eveneens voor Zwijndrecht en Meerdervoort.
Maar ook werden in de regio bijv. Strijen en Strijensas, Krimpen a/d IJssel en Stormpolder, Bleskensgraaf en Hofwegen samengevoegd.
ONTWERP VAN WET tot vereeniging der gemeenten Hendrik-Ido-Ambacht en Sandelingen-Ambacht. Wij WILLEM III, EXZ. Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de gemeenten Hendrik-ldo-Ambacht en Sandelingen - Ambacht (provincie Zuid-Holland) te vereenigen, Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en mei gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk wij goedvinden en verstaan bij deze:
Art. 1. De gemeenten Hendrik-Ido - Ambacht en Sandelingen-Ambacht worden vereenigd. Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriele departementen, autoriteiten , collegien en ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauwkeurige uitvoering de hand zullen houden, 's Gravenhage, den 7den April 1855. |
Tijdens de vergadering van 21 juni 1855 ontvangt de Tweede Kamer een verzoekschrift van de leden van den raad der gemeente Hendrik-Ido-Ambacht, “houdende bezwaren tegen de vereeniging van die gemeente met die van Sandelingen-Ambacht”. Tijdens de schriftelijke behandeling van het wetsvoorstel komt naar voren wat de bezwaren van de gemeenteraad zijn. Het betreft een financieel bezwaar.
De gemeenteraad van Hendrik-Ido-Ambacht verklaart zich tegen de “vereeniging, op grond dat de bezittingen, die deze gemeenten in de vereeniging aanbrengt, eene meerdere waarde dan de bestaande schuld hebben.” De gemeenteraad van Sandelingen Ambacht is niet tegen de gemeentelijke herindeling. Hij verlangt wel dat de “vereeniging niet worde belast met schulden, welke door ééne der te vereenigen gemeenten zijn gemaakt.”
De regering was niet onder indruk van het argument van de Ambachtse raad. De reactie kwam in het zogenaamde “Gevoelen der regering”. “De schuld van Hendrik-Ido-Ambacht, aanvankelijk 3000 gulden, is thans tot 900 gulden verminderd, welke door de meerdere bezittingen, welke deze gemeente in de vereeniging aanbrengt, ruimschoots wordt opgewogen.”
De gemeenteraad van Ridderkerk was voorstander van de voorgestelde herindeling. De raad van Rijsoort verlangt dat “door de vereenigde gemeente worde overgenomen het tegenwoordig schoollocaal en onderwijzerswoning, toebehorende aan de Hervormde Gemeente aldaar. Dat een nieuw schoolgebouw met woning overeenkomstig het opgemaakt bestek worde gesticht, en dat de opcenten op grond- en personele belasting voor de afdeeling Rijsoort tot geen hooger bedrag worden geheven dan thans het geval is.”
De regering had geen oren naar dit bezwaar. Het gevoelen van de regering werd als volgt verwoord:
“Aan het verlangen van de raad en de commissie van Rijsoort kan bezwaarlijk worden voldaan. Het overnemen van het schoollocaal en de onderwijzerswoning van de Hervormde Gemeente is een onderwerp van huishoudelijke schikking tusschen de gemeenteraad en de kerkvoogden. Den gemeenteraad der te vereeningen gemeenten kan men voor het vervolg in de heffing van belastingen niet binden indien de uitgaven zulks mogten vorderen”.
Op 7 Juli 1855 behandelde de Eerste Kamer de verenigingsvoorstellen. Er bleek weinig weerstand tegen de herindeling. Alleen de (ultra)conservatief baron Johan Daniël Cornelis Carel Willem d'Ablaing van Giessenburg stemde in de Eerste Kamer tegen deze drie gemeentelijke herindelingen op IJsselmonde. Deze baron vertegenwoordigde de provincie Utrecht en was van 14 augustus 1851 tot 27 juni 1859 lid van de Eerste Kamer.
Blijkbaar ging hem het democratiseringproces veel te snel, want hij stemde in 1848 ook tegen de Grondwet van Thorbecke, de bakermat van de Nederlandse democratie.